Ik had een huilende engel in mijn armen,
Haar lief en leed verzonken in mijn stille schoot.
Haar bleke wangen vroegen vochtig om erbarmen,
Mijn vingers op haar klein gezichtje leken groot.
Gevallen van een wolk, door iedereen verlaten,
Met broze vleugels op de aarde neergestort,
Probeerde ze nog met gesmoorde stem te praten.
Alleen de avond was voor haar verhaal te kort.
Om toch te kunnen weten dat ze me vertrouwde!
Met ingehouden snikken vertelde ze aan mij
Haar treurige verhaal, dat zich langzaam ontvouwde –
De weidse horizon van haar bestaan voorbij.
Stervelingen dromden samen om te kijken
En wezen naar dit arme schepsel in het slop.
Maar zij berustte trots en zonder te bezwijken,
En zwijgend steeg ze uit mijn lede armen op.
Wow